Mijn dag begint zo. Na een slapeloze nacht waarin ik geplaagd word door chaotische en wilde angstdromen rijd ik naar mijn werk van vormgever openbare ruimte, een functie die door de gemeente in het leven is geroepen om aan de wanorde van het menselijk leven paal en perk te stellen. Ik parkeer mijn zuinige wagen op de voor mij gereserveerde plaats met nummer 1027, volgens mij een priemgetal en dus alleen deelbaar door zichzelf. Het geeft mij een vertrouwd gevoel mezelf alleen deelbaar te weten door mezelf. Waarom weet ik niet; het heeft iets unieks en individueels.
Om 8 uur 30 precies start ik de applicatie op waarmee ik de meeste tijd zoet zal brengen, te weten GreenDye. Met dit geweldige programma geef ik de openbare ruimte vorm en dan met name de stadsgebieden die gekenmerkt worden door groenstroken, perken, lanen en ‘bosjes’. Vooral deze laatste categorie groen moet danig vormgegeven worden, want hier hoopt zich allerlei viezigheid op en wordt tevens allerlei smerigheid in engere zin uitgehaald die met wortel en tak moet worden uitgeroeid. Het zijn broedplaatsen van menselijke, dierlijke en plantaardige wildgroei waar de gemeenschap geen belang in stelt.
Als afgestudeerd resultaatgericht vakmens mag ik bogen op een prettige hokjesgeest, dus begin ik met het aanleggen van een rasterpatroon over het te designen groengebied. Eventuele oneffenheden worden uitgegumd; ik begin het liefst met een schone lei, tabula rasa ofwel geschoren oppervlak. Daarna neem ik passer en liniaal ter hand om eventueel aanwezige bomen uit te zetten of nieuwe cirkels te trekken. De grond is zwart als het graf. Het liefst zou ik mijn werkterrein uitbreiden naar belendende particuliere voortuinen die aan de openbare weg liggen, dit om de broodnodige uniformiteit te waarborgen. Soms zouden wij van de gemeente zelfs moeten overwegen enkele kleinere goedkope huizenblokken te kappen om ruimte te bieden voor een rechtlijniger groenbeleid. Zo kan ik ook het armgebaar van mijn muisbewegingen breder maken. Ruimte is het kenwoord dat ik op mijn pc heb geplakt, en ook ‘transparantie’. Mijn muis is mijn kleine bulldozer.
Sinds mijn vrouw weg is, heb ik de tuin vol laten storten met een dikke laag beton. Ik wil ervan af. De herinnering aan onze fijne momenten koester ik met haar handafdrukken in het gladde beton. Soms leg ik mijn oor in een van haar handpalmen en hoor het kloppen van een duister hart. Is het van mij, van haar? Wanneer zullen mijn nachten rusten, één ondeelbaar wezen vormen met het skelet van de dag? Houdt het nooit op, dit woeden van onderaardse wortels?