Mijn naam is halewijn

en ik wandel graag binnensmonds vloekend door zompig Hollands laagland.

Lang leve het nieuwe jaar

In december word ik altijd geveld door een massieve aanval van acute zwartgalligheid.
De beste manier, zo is gebleken, om me te aderlaten van alle kwade sappen is de pen te dopen in vitriool en arsenicum, en u — o geteisterde lezer! — deelgenoot te maken van mijn donkerste uren. Gedeelde smart is immers halve smart.
Maar helaas, de redactie heeft in haar wijsheid en medeleven besloten u te vrijwaren van mijn gedachten door de kerstcolumn te wraken. Hierdoor zal de ziekte nog langer aanhouden. De lezer moet en zal echter gespaard blijven, ook als dit ten koste gaat van een sneller genezingsproces en de waarheid.
Ach, de waarheid! In deze tijden van zoetigheid en marsepein, van dennengeur en heiligenschijn, moet ze het natuurlijk ontgelden. Zodra er een algemeen gevierd volksfeest — dat overigens al dermate door de commercie is losgezongen van feitelijke zin en inhoud dat bijna allen denken aan de geboorte van de kerstman — op de kalender verschijnt, krijgt iedereen plots iets kinderlijks over zich en begint men als bij toverslag te geloven in het wonder van een betere wereld. Elk jaar opnieuw wordt dit natuurlijk meteen na Driekoningen de grond in geboord met de eerste aanslag of broedermoord. Alle oefeningen van geloof, hoop en liefde zijn niet opgewassen tegen de gewoonte van de mens om elkaar eerst de kop in te slaan en het brood uit de mond te stoten, en daarna te bidden voor een betere wereld. Elk sorry klinkt als een obligate oefening van berouw na de zoveelste zelfde zonde.
Ik heb gezegd. Hiermee eindigt de donderpreek van vandaag.

Voor het nieuwe jaar hoop ik op grappiger columns die eenvoudig te begrijpen zijn. Ik geloof dat ik het kan. Als ik maar genoeg liefheb, moet het lukken. Anders zal ik er nog spijt van krijgen.

Halewijn

P.S. Mocht iemand behoefte voelen aan mijn kerstcolumn, dan kan hij zich, liefst met zijn e-mailadres, wenden tot de redactie. De columnist zal hem dan geheel gratis een exemplaar van de verboden kerstcolumn doen toekomen.


[hier dus opgenomen]

Kerstkarel

Alle georganiseerde godsdiensten hebben een broertje dood aan openlijke scepsis, maar niets vrezen ze meer dan spot. De monogoden (die geen andere goden naast zich dulden) zijn des duivels als de een of andere lolbroek hun bestaan op spitse wijze in twijfel trekt. Hel en verdoemenis zijn zijn deel; de zevende kring van de hel is te veel eer en te weinig straf voor zo’n onverlaat. Spotten met god is in de ogen van de gelovige groter zonde dan een heel heidens volk over de kling jagen. Dat zelfs weldenkende mensen niet doorzien (hebben) hoe de priesters met deze sluwe list een broodwinning en machtspositie voor zich hebben veiliggesteld, mag een wonder heten. Of ben ik te cynisch en zie ik snoeken op zolder?

Nu ik in de herfst van mijn leven ben aanbeland, is niets meer absoluut en alles relatief. Wat begerenswaardig was voor een twintigjarige onsterfelijke halfgod, heeft alle glans verloren en is eerder een herinnering die me het schaamrood naar de kaken jaagt. Het waardevolste is niks waard gebleken en elke waarheid borg een leugen in zich, en andersom. De uitgesproken heiligheid van personen, dingen en ideeën lokt bij mij een schaterlach uit die ik uit veiligheidsoverwegingen maar binnensmonds laat ontploffen.

In de winter van mijn leven zal ook deze spotzucht, net als het lijf dat ik meedraag, gaan knarsen van reuma, jicht, stramheid en andere ongemakken. Elke midwinterzonnewende, voorbode van een nieuwe jeugd, moet dan ook gevierd worden, het liefst met wijn en gezang. Het kerstfeest is dus een ware uitkomst, ook al is Jezus geen vrolijk stemmend rolmodel als feestvarken; hij was misschien niet vies van een wijntje, maar ik heb hem nooit horen lachen in de evangeliën.
Daarom zal er bij ons thuis gedanst worden rond Kerstkarel, een kruising van een sater en een Croy-hopper (een aan de liederentafel verslaafde laaf). Ziet u hem al voor u terwijl hij schalen vol kanonskogels, vlammetjes en drumsticks naar binnen stouwt, ziet u hoe het vet langs zijn kinnebakken druipt, en zijn pul en kloten meedeinen op een sereen gebrald Stille Nacht.
Wat een feest! Zie de mens!