Mijn naam is halewijn

en ik wandel graag binnensmonds vloekend door zompig Hollands laagland.

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald

Spreekwoorden hebben twee tongen. Omdat ze in steen gehouwen zijn, lijken ze de hele waarheid te vertellen. Maar ze verwoorden meestal slechts een gedeelte daarvan, en wel het morele (en vaak profijtelijke) gelijk van de groep die zich van het gezegde bedient. Zo zal ‘ledigheid is des duivels oorkussen’ geen adagium zijn dat door een zwerver of krekel bezongen wordt, maar eerder te pas en te onpas gebezigd worden door de nijvere mier en de gegoede landeigenaar die het werk op zijn akkers met goedkeurend oog overziet. De dagloner die zich ’s avonds laat uitgeput op zijn strozak laat vallen, zal het niet in zijn mond nemen, net zo min als de opwekkende spreuk dat ‘de ochtendstond goud in de mond heeft’.

Om terug te komen op de titel van dit stuk, wanneer weet je dat je op een dwaalweg zit en waaraan herken je dat? Is het keren zelf geen onderdeel van de dwaalweg en zou je als je rechtdoor gelopen was, op de juiste bestemming zijn aangekomen? Over welke bestemming hebben we het eigenlijk? Begaven we ons met voorbedachte rade op pad naar een vastomlijnd doel en verdween dat uit het zicht naarmate we het dachten te naderen? Is dat het keerpunt, het moment dat de bestemming minder aanlokkelijk begint te lijken dan we ons voorgesteld hebben?

Wie lang en ver genoeg dwaalt en als het ware ver-dwaalt, komt misschien vanzelf weer op de ‘juiste’ weg terecht. Misschien ook niet. Wie zal het zeggen? Achteraf kun je pas zien of je gedwaald hebt, en ook dan staat dat niet vast, met name als de dwaling als heel profijtelijk ervaren wordt door wie gedwaald heeft. Een dwaling wordt zo een rechte weg naar een gewenst doel. Dit wordt aan het begin van de tocht misschien niet als zodanig herkend; de dwaler kan zelfs geen doel voor ogen hebben gehad. Maar zeker is dat elk gunstig neveneffect of bijproduct van de dwaling deze de kracht verleent van een waarheid of deugd. Of iets een dwaling is, is dus tamelijk relatief, en de daaruit voortvloeiende waarheid eveneens. Of je dan nog wel kunt spreken van een waarheid, valt te bezien. De waarheid wordt een halve waarheid, elke leugen een waarheid en elke waarheid een leugen. Als de een in de ander kan verkeren, als goed slecht blijkt te zijn, en omgekeerd, waar hebben we dan nog houvast aan? Aan de gewone indeling van oorzaak en gevolg? Gewoon? Elk gevolg wordt weer de oorzaak van een nieuw gevolg, en zo voort. Ook deze gang van zaken is onderhevig aan de willekeur van interpretatie, zeker op menselijk gebied en dan met name op geschiedkundig vlak. Eenieder is de schrijver van zijn eigen geschiedenis.

Hoeveel en welke oorzaken kent een bepaalde ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de voortschrijdende techniek? Wie houdt een bepaalde ontwikkeling tegen, en voor hoelang? Bepalen de markt en het consumptiepatroon welke ontwikkeling het eeuwige leven beschoren lijkt? Er is geen houden aan. Gezien de huidige bijensterfte (waarvan een van de oorzaken bekend is, namelijk gewasbeschermingsmiddelen, waaronder de neonicotinoïden tegen insectenplagen) wil men (de wetenschap?) minuscule drones gaan inzetten voor de bestuiving van bloemen en bloesems. Het wegnemen van de werkelijke oorzaak wordt tegengehouden omwille van het winstbejag van een multinational die het beste met de wereld voor zegt te hebben. Waarschijnlijk sponsort hij het onderzoek naar deze drones, als de productie van gifstoffen en het ermee gemoeide behoud van banen maar niet in het geding komen. Deze ontwikkeling zou te stoppen kunnen zijn. Is het in dit geval niet ‘beter ten halve te keren dan ten hele te dwalen’?

Heeft de geschiedenis altijd gelijk?

Waarheid en leugen, goed en kwaad, het maakt in feite niet zo veel uit mits allen zich loyaal betonen aan dezelfde waarheid, leugen of onzin. Wie onzin onderschrijft als zin, maakt het tot een onweerlegbare waarheid, des te meer nog als de onzin zo absurd is dat bewijs van het tegendeel als te simplistisch of zelfs te bizar kan worden afgedaan. Het bewijs van het niet-bestaan van (een) god moet uitgaan van het bestaan van iets dergelijks en daarmee het verzonnen woord bevestigen. Het bestaansrecht van een verzinsel ontkrachten is des te moeilijker naarmate het meer uitgekristalliseerd is in de denkwereld en met tastbare en zichtbare voorbeelden, in woord en beeld, geïllustreerd wordt.

Een beroep doen op de logica om het bestaan van een onwerkelijkheid te bewijzen of te ontkrachten is bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Immers, de logica verlangt een premisse die geldig is; dat bijvoorbeeld prigadoer bestaat én niet bestaat, is een onmogelijkheid. Geloofskwesties onttrekken zich aan elke logische gevolgtrekking; het ongerijmde dwingt je tot overgave. De kracht van het geloof wordt niet uitgedrukt in kwaliteit van denken, maar in kwantiteit sentiment. Daarom zal elk geloof streven naar de grootste kudde. Er zit iets van marktwerking in die opzet; het product wordt uitgevent met het verkooppraatje dat het bij iedereen in de smaak valt, het meest verkocht is en dus wel goed moet zijn.

Kijk naar de geschiedenis van de mensheid: er loopt een rechte weg van de prehistorie naar nu. De toekomst is een extrapolatie van die rechte; andere wegen, parallelle of kruisende wegen en mogelijke vertakkingen, hebben het afgelegd tegen de ‘mainstream’ van de enige ‘mogelijkheid’.

Maar er zijn er altijd die menen dat er andere wegen bewandeld hadden kunnen worden en in twijfel trekken wat door de meerderheid als onwrikbaar feit wordt beschouwd. Bovendien wordt de geschiedenis zoals wij die kennen, geschreven door de machthebbers. De gevolgen van hun daden zijn immers van invloed op de massa’s; zij brengen de massa’s in beweging door middel van wetten, agitprop, oorlogsretoriek, productiemethoden, et cetera.

De geschiedenis is de geschiedenis van de massa’s in beweging. Achteraf worden de belangrijkste mijlpalen van de als waarheid erkende ontwikkeling in de grond gehamerd door hen die het meest voordeel hebben bij een dergelijke weg opwaarts naar ‘meer beschaving’. Het toverwoord beschaving moet het persoonlijke, en mogelijk egoïstische, gewin dekken van degenen die met de geschiedenis aan de haal gaan om hun maatschappelijke positie en status te verdedigen.

Kunnen we iets leren van de geschiedenis?

De geschiedenis plaatst ons voor voldongen feiten. Hoe wij die feiten interpreteren is vanzelfsprekend een andere zaak. De ‘voldongenheid’ van een feit blijkt in feite niet zo voldongen zijn.

Oorlog is een feit. Wanneer we haar beschouwen als voldongen, leggen we ons neer bij de onveranderlijkheid van haar bestaan; dit geeft haar bestaansrecht. Oorlogen zullen dus onlosmakelijk deel uitmaken van de toekomst, hoe zeer we dit ook verafschuwen. We zijn de weg gegaan van oorlog, en dus zal oorlog steeds ons pad kruisen.